India
Home India Nepal Thailand Malaysië Cambodia Laos Turkije Syrië

 

 

Allerlaatste update Varanassi, 11 september 1999

Op zes juli vertrokken we vanuit Amsterdam, via een tussenstop in Koeweit city, naar Mumbai (vroegere Bombay). We kwamen aan vroeg in de morgen. Onmiddellijk overviel ons de vochtige, vervuilde lucht van deze grootstad. Met een van de honderden taxis die ons stonden op te wachten reden we richting centrum en kregen een eerste indruk van India. Sloppenwijken waar de mensen zich buiten staan te wassen, kindjes die hun behoefte in de goot doen, ratten en de alom tegenwoordige koeien in het midden van de weg. In Bombay recupereerden we eerst van onze vlucht om dan, voor het eerst, wat op verkenning te gaan. Eetstalletjes met geurende olie, fruitkraampjes met bananen, mango en groene appelsienen, karren voortgetrokken door koeien of paarden en vooral veel verkeer. We bezochten ons eerste museum en gingen kijken naar het dure Taj Hotel.

Omdat de drukte van Mumbai ons snel te veel werd en omwille van de regen in het zuiden, beslisten we te vertrekken, richting noorden. De dagtrein bracht ons naar Ahmedabad. Deze stad was al niet veel rustiger en er was ook niet enorm veel te zien. Op uitnodiging van een Indier gingen we wel zwemmen in een of andere sjieke sportclub.

Het moeilijke afscheid van thuis en de drukte gaven ons een acute nood aan eindelijk iets moois. Daarom trokken we zeer snel verder richting Rajastan, in de hoop daar wat rust te vinden. Ons eerste stopplaatsje was Udaipur, een klein gezellig stadje gelegen aan een meer. We vonden er rust en bezochten onze eerste paleizen en Hindu-tempels. Ze verkochten er mooie stoffen en het duurde dan ook niet lang vooraleer we onze eerste aankopen deden. Een broek voor Patrick, en een op maat gemaakt zijden kleedje voor Veerle. Het "Monsoon Palace", op het topje van een nabijgelegen berg, bracht ons in een zeer melancholische bui.Vanop de toren hadden we een prachtig zicht op het heel wat lager gelegen Udaipur en de omringende bergen. Hindus hebben iets speciaal met zonsondergangen, want overal vind je wel een of ander "sunset point". Bovendien bidden de Hindu`s ook telkens de zon op- en ondergaat. Dit kan je gemakkellijk vaststellen door de luide gezangen die de tempels overstijgen. Terwijl we in Udaipur waren beleefden we ook ons eerste Hindu-festival. Het beeld van de god Vishnu, dat normaal altijd in de tempel wordt vereerd, wordt jaarlijks door de stad rondgedragen. Er werd een stoet gevormd met olifanten, kamelen en paarden, respectievelijk symbolen voor geluk, liefde en kracht. De vrouwen waren gekleed in zeer fel geel en oranje en ze droegen water en kokosnoten met zich mee, eveneens symbool voor geluk. Het was een zeer kleurrijk en luidruchtig spektakel om mee te maken. Met de bus maakten we, vanuit Udaipur, ook een daguitstap naar de nabijgelegen tempels van Ranakpur (prachtig!), Nathdwara en Eklingi. De busreis was zeer vermoeiend, daar we om acht uur `s morgens vertrokken en pas op hetzelfde uur `s avonds thuis kwamen. De bus viel drie keer in panne, maar telkens slaagden de Indiers erin hem weer te herstellen. Indien jullie zich een beeld van Udaipur willen vormen kunnen jullie misschien de Bond film "Octopussy" eens huren. Verschillende scenes werden namelijk opgenomen in het "Lake Palace" van Udaipur.

Vanuit Udaipur namen we de nachttrein richting Jodphur, de blauwe stad. Vanuit het hooggelegen fort kwamen de blauwe huizen veel beter tot hun recht dan van beneden in de smalle straten. Voor het eerst werden we echt geconfronteerd met de moesson. De lucht kleurde eerst fel rood en werd zeer mistig. Vervolgens kwam een felle wind opzetten, die een felle regenbui met zich meebracht. Het duurde al bij al slechts een kwartier, maar alle straten stonden in geen tijd onder water. In Johdpur bleven we maar een nacht om dan door te reizen naar Jaisalmer. Dit rustige stadje op de rand van de woestijn bracht opnieuw wat soelaas in het anders zo drukke India. We logeerden in het prachtige zandkleurige fort en hadden zicht op de woestijn. Het duurde dan ook niet lang voor we ons lieten verleiden tot een kameel- en jeepsafari. In de late namiddag vertrokken we met de jeep om een begraafplaats en een tempel te bezoeken. Daarna hobbelden we op de rug van een woestijnschip naar onze kampeerplaats, op de zandduinen. Jammer genoeg was het te bewolkt voor een duizend-sterren-hotel en de zonsopgang. Niettemin was het een bijzondere ervaring.

Vanuit Jaisalmer ging het richting Bikaner, waar we ons voor het eerst lieten verwennen in een nogal westers aandoend hotel. Hoge plafonds, behangpapier, een groot bed, een salonnetje en een ligbad!!! Het was een verademing na de kleine kamertjes waarin we sinds onze aankomst altijd verbleven. Vanuit Bikaner bezochten we met onze "prive-riksja-driver", de beruchte rattentempel van Deshnok. Hindu`s beschouwen de ratten die daar leven als reincarnaties van de sadu`s, verlichting zoekende mannen. Ze aanbidden de ratten en brengen hen dagelijks eten. Deshnok is voor de voor ons soms onbegrijpelijke Hindu`s een populair pelgrimsoord. Wij waren echter wat ontgoocheld omdat er veel minder ratten zaten dan verwacht.

Vanuit Bikaner  trokken we verder naar Jaipur, de roze stad, waar we slechts een nacht verbleven om onmiddellijk door te reizen naar Pushkar, via Ajmer. Pushkar is eveneens een populair pelgrimsoord voor Hindu`s en een toeristische trekpleister voor overjaarse hipies. Drugs en alcohol zijn hier zogezegd taboe, ook al kan je hier in elk restaurant een "special"( dus vermengd met Marihuana) coffee, thee, Lassi (joghurt) en zelfs cake krijgen. De eerste nacht werden we uit onze slaap gehouden door de enorm fanatieke Hindu`s die een feestje bouwden in de tempel naast ons hotel. De gezangen galmden heel de nacht door de micro`s en langs onze oren.

We zijn in India tijdens de moesson. Dit zou willen zeggen dat we nogal wat regen konden verwachten. Dat valt echter goed mee. Op twee stortbuien na, die de straten blank zetten, maar op een paar uur terug opgedroogd waren, hadden we hier al elke dag heel mooi weer en veel zon (we zijn hier nu 3 weken). We zijn dus al goed gebruind.

India lijkt ons heel erg vuil. Al het vuilnis ligt gewoon op straat. Het organisch afval is niet zo erg daar de dieren die hier op straat leven, nl. koeien, ezels, honden, varkens, geiten en kamelen, het allemaal wel opeten. Een groter probleem zijn vb. de plastieken flessen, produkten van een geindustrialiseerde maatschappij waar de Indiers blijkbaar geen blijf mee weten. Daar alles gewoon op straat terecht komt, krijg je dan ook steeds de indruk dat India een grote vuilnisbelt is, iets waaraan je wel even moet wennen. Het probleem is dat we er zelf ook geen weg mee weten en dat we goed genoeg beseffen dat alles wat wij mooi in het vuilnisemmertje gooien, straks toch gewoon over het balkon gekieperd wordt. Zeer frusterend!!!

Het vuilnisprobleem wordt echter zeer relatief als je beseft hoe arm de mensen hier zijn. Veel mensen leven hier gewoon op straat. Kenmerkend zijn dan ook de vele "tentjes" , die je voornamelijk in de grote steden, op het trottoir tegenkomt. Mensen leven dag in dag uit op straat, ze eten er, wassen er zich, slapen er en doen er hun behoeften. Het is dan ook steeds uitkijken waar je je voeten zet, temeer omdat ook al de dieren nog niet de gewoonte hebben om het in de goot te doen! In stations en op straat worden we voortdurend aangeklampt door kinderen en volwassenen die vragen om "bakshees" (aalmoes), "one rupee" of "one pen". Ze hebben soms amper kleren aan, zijn vaak verminkt, kreupel of heel oud. Ze zijn ook heel opdringerig, laten je niet los met als resultaat dat ze door veel toeristen, en ook door ons, worden afgesnauwd en weggejaagd. Naar onze normen schamen we ons hier eigenlijk wel voor, maar in India word je eigenlijk verplicht zo te reageren en bovendien reageren Indiers zelf ook zo. Een ander opmerkelijk iets is de manier waarop mensen ons voortdurend aanspreken en aankijken. Iedereen stelt ons voortdurend dezelfde vragen, nl. "What`s your name? Where do you come from? Are you married? What do you do in Belgium?" Het gekke is echter dat ze enkel in staat zijn die standaardvragen te stellen maar voor de rest met moeite engels verstaan. Ze staren ons ook zeer vaak aan en waar we Indische toeristen tegenkomen willen die niets liever dan met ons op de foto gaan, net alsof wij evenveel attractie zijn als de dingen die we gaan bezoeken. Op een middag beslisten we in een park wat fruit te eten. Binnen de kortste keren werden we omringd door een heel publiek van kinderen en volwassenen die ons van kort bij stonden te bekijken, alsof we van een andere planeet kwamen. We wisten niet of we moesten buigen of geld vragen toen we vertrokken.

Het eten is hier vrij eentonig en naar onze smaak vrij pikant. De kippen worden hier waarschijnlijk niet geslacht maar sterven hier eerder van de honger. Dit maakt dat een kip-curry meer curry dan kip bevat. In Pushkar vonden we echter een heel lekker restaurantje, waar we voor het eerst een lekkere spaghetti konden krijgen, met echte olijfolie en basilicum. Als ontbijt een NUTELLA-toast voor Veerle en een echte Italiaanse expresso voor Patrick……Heerlijk! Voor de rest is hier niet veel anders te krijgen dan rijst, witte kool, groene tomaten, chapatti (een soort lichte pannekoek) en gefrituurde linzendeeg. Als fruit is er afgezien van bananen en mango`s niet veel aanbod. Gelukkig vinden we bananen en mango`s heerlijk!!!

De trein is hier het transportmiddel bij uitstek. Een goed uitgebouwd spoorwegnet brengt je relatief snel van de ene plaats naar de andere. Afstanden zijn hier echter enorm en reistijden lopen dus snel op tot enkele uren. In vergelijking met de de trein is de bus een echte hel. Overal stoppen de bussen om mensen die er eigenlijk helemaal niet meer bij kunnen op te pikken. Bovendien is de staat waarin de bussen verkeren niet altijd opperbest waardoor een oponthoud door defect niet ongebruikelijk is. Het verkeer is hier nogal chaotisch. Het inhalen is een hachelijke bedoening waarbij er volop wordt getoeterd. Net wanneer je de indruk hebt dat een aankomende bus of vrachtwagen de bus gaat rammen wijkt de bus uit. Algauw werd ons duidelijk dat je reis een stuk comfortabeler wordt als je de trein neemt. Door de grote afstanden en de lange reistijden moet je het nemen van bus en trein gaan beschouwen als een aktiviteit op zich. Een verplaatsing over een paar honderd kilometer kan hier al snel vijf uur of meer bedragen. We zijn dan ook steeds bekaf als we ergens aankomen en een douche is onvermijdelijk.

Na vijf dagen in Pushkar verbleven te hebben besloten we dat het weer eens tijd werd om verder te trekken. We namen om zes uur `s avonds de nachtbus richting Jhansi, om vandaaruit verder door te reizen naar Khajuraho. Door de hevige moesson waren een paar rivieren buiten hun oevers getreden waardoor de bus een aantal keer moest omrijden. In plaats van veertien uur duurde de reis uiteindelijke eenentwintig uur, zodat we pas na de middag aankwamen. We besloten dan in Jhansi te overnachten en `s anderendaags verder te rijden.

Khajuraho is een afgelegen dorpje in het noorden van de provincie Madhya Pradesh. Het is voornamelijk bekend om zijn prachtige tempels waarop stenen afbeeldingen te zien zijn, die het dagelijkse leven in het oude India weergeven. Bij het grote publiek zullen ze echter beter bekend zijn als de "Kama Sutra" tempels, omwille van de talloze erotische afbeeldingen. De eerste dag bezochten we een eerste groep van tempels, vlakbij het centrum. De andere tempels kwamen de volgende dag aan de beurt, gebruik makend van een gehuurde fiets, daar ze een eindje buiten het dorp lagen. Diezelfde avond werd Veerle geplaagd door heftige buikloop. Daar het, naarmate de avond vorderde, steeds erger werd besloten we dan maar een dag langer in Khajuraho te blijven, alvorens verder te reizen naar Agra. De reden van de infectie is ons niet helemaal duidelijk. Misschien een slechte kip, misschien werd ergens thee geserveerd, gemaakt met onvoldoende gekookt water.... who knows! Bovendien, zo bleek later op de bus, waren in Khajuraho nog meer mensen ziek geweest. Gezien de hygienische omstandigheden (in combinatie met de hitte), is hier ziek worden echter niet zo verwonderlijk.

Woensdag reden we met de bus terug naar Jhansi om vandaaruit verder te treinen naar Agra. Door gebrek aan een normale trein waren we verplicht de super-luxueuse "Shatabdi Express" te nemen, wilden we tenminste niet al te laat in Agra aankomen. Naar Indische normen was het inderdaad een chique trein : airco, neerklapbare zetels, er werd thee/koffie geserveerd en de trein reed ook nog aan een deftige snelheid. Zoals verwacht zat er wel weer een addertje onder het gras : de trein ging namelijk achteruit!! Nu ja, iets na achten waren we in Agra, waar we, na de gebruikelijke heisa met de riksja-drivers, in een leuk hotelletje terecht kwamen. Er was wel geen water en het toilet liep over, maar dat zou allemaal wel in orde gebracht worden. Het toilet werd "gerepareerd" en de komende drie dagen was er nu en dan wel eens water! Na een hartig avondmaal (frieten met een omelet voor de nog steeds zieke Veerle en een "French Onion Soup", gevolgd door "Vegetable Pulao" met gebakken Indische groenten voor Patrick) gingen we, uitgeput door de toch wel vermoeiende verplaatsing, slapen.

Agra heeft wel een en ander te bieden. Naast de befaamde "Taj Mahal" heb je er het "Agra Fort" en de zgn. "Baby Taj". De eerste dag bezochten we het fort, de dag nadien namen we de bus tot "Fathepur Sikri". Dit is een stad, gebouwd door een van de Mongoolse krijgsheren, maar tien jaar later volledig verlaten. Het paleis, dat in een uitstekende staat verkeerd, is zeker het bezoeken waard. Na onze terugkomst in Agra gingen we nog eventjes kijken naar de "Taj Mahal" bij zonsondergang, maar moesten vluchten voor een hevig onweer. De volgende dag gingen we evenwel terug (zowel `s morgens als `s avonds). Ondanks het feit dat het er enorm druk is en dat veel reizigers ons vertelden dat het voor hen een ontgoocheling geweest was, maakte deze graftombe op ons een grootse indruk. Geflankeerd door twee moskeeen, en omringd door vier minaretten, staat in het midden het enorme marmeren gebouw. Voor ons beiden was dit toch een van de mooiste dingen, zo niet het mooiste wat we tot nog toe in India gezien hebben. Tussen 6 en 8 `s morgens, en tussen 17.00 en 19.30 `s avonds wordt de inkomprijs gewoonweg ver-10-voudigd, omdat het licht van de op- of ondergaande zon de Taj prachtig verlicht. Wij gingen de laatste dag binnen om tien voor vijf 's avonds, betaalden de gewone inkomprijs en bespaarden 200 rupees!! En we zagen ook een mooie zonsondergang!

Vanuit Agra vertokken we met de trein naar Delhi. In India de trein nemen is een avontuur op zich. Je begint met het invullen van een formulier waarop je, naast bestemming en datum van vertrek, eveneens je naam, voornaam, geslacht, leeftijd en adres dient op te geven. Daarenboven moet je de naam van de trein invullen, iets wat voor ons telkens opnieuw een hele zoektocht betekend. Vul je je formulier niet volledig in dan wordt je aanvraag gewoon niet behandeld en kan je opnieuw gaan schuiven. Je hebt verschillende prijsklassen. Van hoog naar laag zijn er : 1ste klasse AirCo, 1ste klasse, tweede klasse AC, tweede klasse sleeper en tweede klasse. Tweede klasse is eigenlijk niet meer dan een paar beestenwagens waar de mensen opeen zitten samen met hun volledige keuken en boerderij (in ieder geval op de drukke lijnen zoals naar Delhi). Normaal nemen wij 2de klasse sleeper (ook overdag) daar je daar een gereserveerde plaats krijgt. Dit is echter nog geen garantie dat je ook effectief kan zitten, maar in ieder geval beter dan gewone 2de klasse.

Indiers zijn soms ook echt niet te verdragen. Ze proberen constant om ons, maar ook de andere Indiers zelf, op te lichten of ergens munt uit te slaan. Een recu vragen voor alles wat je betaald hebt is noodzakelijk, daar je anders een half uur later opnieuw kan betalen. In Jaipur hadden we twee vliegtuigtickets naar Leh gekocht. Wat blijkt nu... Het reisagentschap verzekert ons dat er plaats is, maakt de tickets en laat ons betalen. Vandaag gaan we onze vlucht bevestigen in Delhi en komen te weten dat we alleen maar op de wachtlijst staan! Dit betekent dat als er mensen niet komen opdagen wij misschien mee kunnen. Constant moet je uitkijken, of voor je het weet word je belazerd.

Aan de prijzen zijn we nu al wel gewend. We leven hier goedkoop maar na verloop van tijd begin je spotgoedkope dingen duur te vinden, net omdat India zo goedkoop is. De munteenheid is rupee (Rs.) en een rupee komt ongeveer overeen met 1 bef. Een kamer kost hier tussen de 50 en 150 Rs., een fles water 12 Rs., een avondmaal tussen de 50 en 100 Rs., en een ontbijt 30 a 40 Rs. Indische sigaretten kan je al krijgen voor een 20 Rs., westerse sigaretten betaal je al gauw 50 a 60 Rs.

De avond voor ons vertrek naar Leh werd Veerle opnieuw ziek. Na reeds een volledige week geplaagd te zijn door diarree, begon ze opnieuw over te geven, waardoor we het aangewezen vonden met antibiotica te beginnen. Na een slechte nacht vertrokken we `s morgens vroeg , om 4.30 uur naar de luchtavond, in de hoop toch die plaats op dat vliegtuig te pakken te krijgen. Gelukkig konden we zonder problemen in-checken, ondanks onze plaats op de waiting-list, en met een uurtje vertraging stegen we op richting Leh. Leh, gelegen op 3500 meter, is de hoofdstad van de provincie Ladakh. Door de omringende bergen, de relatief korte landingsbaan en de hoogte, is Leh een van de moeilijkste landingsplaatsen ter wereld. Alles verliep echter vlekkeloos en na een uur stonden we, veilig en wel, aan de grond in de ijle berglucht. We zochten onmiddellijk een hotel, en gingen wat rusten om ons lichaam te laten aanpassen aan de hoogte. Symptomen van hoogteziekte bleven ons gelukkig bespaard maar diarree en overgeven bleven Veerle parten spelen. De zeer vriendelijke en met ons begane familie van ons hotel raadde ons aan een dokter te consulteren. De volgende ochtend trokken we naar het sobere kabinet waar de dokter Veerle medicatie voorschreef om haar maag wat te kalmeren, zodat ze in ieder geval wat kon eten en de antibiotica tegen diarree kon binnenhouden. Terwijl Veerle wat lag te rusten, ging Patrick naar de markt om aardappelen en wortelen te kopen die hij daarna samen met de dochter des huize klaarmaakte. Later op de namiddag begon hij echter ook krampen te krijgen en algauw voelde hij zich niet veel beter dan Veerle. Ook hij had diarree te pakken. Aangezien de dokter Veerle had aangeraden, wanneer er geen verbetering optrad, een stoelgangonderzoek te laten uitvoeren beslisten we dit beiden maar te laten doen om op die manier te weten te komen over welke infectie het ging en de gepaste medicatie te kunnen nemen. Door de antibiotica die Veerle al een paar dagen had genomen, vonden ze bij haar niets, maar bij Patrick vonden ze een aantal bacterien. Na opnieuw de dokter te raadplegen kregen we de goede antibiotica en na nog eens twee dagen in bed voelden we ons als herboren, gelukkig maar! Vanuit onze kamer hadden we een prachtig zicht op de ons omringende bergen. Ondanks het feit dat we ons niet lekker voelden, waren we blij dat we in het rustige, gezonde en mooie Leh waren i.p.v. in het overbevolkte, vervuilde en warme Delhi. Welke plaats kan een mens zich beter wensen om te herstellen van een ziekte, dan de bergen van de Indische Himalaya?

Toen we genezen waren, hebben we het toch nog rustig aan gedaan. We bezochten het paleis en gingen kijken naar naar een bijeenkomst van vrouwen, die zich inzetten voor het behoud van de locale cultuur. We zagen er de locale klederdracht alsook locale ambachten. Daarna zagen we een videofilm, die ons toeliet een vergelijking te maken tussen het Leh van vroeger, en het snel evoluerende en dus vervuild rakende Leh van nu. Na de film volgde er nog een leuke discussie tussen de plaatselijke bevolking en de aanwezige toeristen. De Indiers zien alleen maar positieve zaken in de aan de gang zijnde modernisering, terwijl de westerlingen hen waarschuwde voor de toch wel negatieve gevolgen ervan, zowel op ecologisch als psychologisch vlak. De bedoeling van de NGO is precies hen de mogelijkheid te geven daarin een keuze te maken. Diezelfde avond gingen we nog maar eens naar de markt om opnieuw zelf te koken. We hadden immers geen vertrouwen meer in de Indische keuken en wilden absoluut geen nieuwe infectie oplopen.

De volgende dag namen we de bus richting Tikse, waar we een boeddhistische gompa (gebedsplaats) bezochten. Na afloop gingen we eten in het enige restaurant ter plaatse, nl. een Tibetaans restaurant. We aten er voor het eerst Momo en Thenthuk, wat ons enorm beviel. Momo is gestoomde pasta, gevuld met groenten en/of vlees. Thenthuk is een heerlijke groentesoep, boordevol stukjes verse pasta. Sinds die dag hebben we enkel nog Tibetaans gegeten, zowel in Leh als erna. In de late namiddag bezochten we opnieuw een NGO die zich het lot aantrekt van de taloze Tibetaanse vluchtelingen. We keken er naar de film "Windhorse", die een beeld schetst van de chinese onderdrukking die de Tibetanen gedwongen moeten ondergaan. De laatste twee dagen in Leh hielden we het zeer rustig. We ontmoetten een aantal belgische en nederlandse toeristen, waar we na onze dagelijkse dorpswandeling en abrikozentaart, een aantal leuke avonden mee beleefden. Ook zij waren het met ons eens dat de mensen en de omgeving helemaal anders waren dan wat we tot nog toe in India hadden gezien. De natuur en de temperatuur waren veel aangenamer, de mensen veel vriendelijker en veel mooier. Dit was duidelijk een ander India!

We hadden onze terugvlucht naar Delhi wat willen uitstellen, maar daar alles volgeboekt was tot het begin van september en we anders weer op een waiting-list zouden terecht komen, beslisten we toch maar terug te gaan naar Delhi. Door de afwezigheid van wolken, hadden we dit keer een prachtig uitzicht over de besneeuwde toppen van de meer dan 6000 meter hoge bergen van de Indische Himalaya.

Doordat we al eerder met Delhi in aanraking waren gekomen, leek het ons slim daar zo snel mogelijk weer weg te gaan. Nog dezelfde avond, na onze aankomst op de luchthaven, namen we de bus richting Pathankot en van daar verder naar Dharamsala en Mc Leod Ganj. De rit duurde ook weer 21 uur, met een tussenstop van 2 uur in Pathankot. Omwille van een weggespoelde weg werden we op drie kilometer van onze bestemming gedropt, zodat we die te voet met onze bagage mochten afleggen. Mc Leod Ganj, de woonplaats van de Dalai Lama, ligt in de provincie Himachal Pradesh. De eerste drie dagen brachten we in de regen en mist door, terwijl we in onze kamer belaagd werden door een kolonie apen. Net zoals een merel thuis op de vensterbank komt zitten, lopen de apen hier over het golfplaten dak en kloppen ze haast onze venster in, als Patrick hen teveel opjaagt met z'n fototoestel. In Mc Leod Ganj volgden we een cursus Tibetaans koken bij Tibetaanse vluchtelingen thuis, zodat jullie zich aan een Tibetaanse avond kunnen verwachten, na onze thuiskomst. Door de vele regen zaten we vaak vast in ons hotel, een prachtige gelegenheid om rustig een boek te lezen en wat brieven te schrijven. We stelden hier ook ons eerste postpakket samen met souvenirs van India. Veerle werd opnieuw ziek. Dit keer had ze een zware verkoudheid te pakken. Zware koorts en een ontstoken luchtpijp dwongen haar opnieuw antibiotica te nemen. Daardoor bleven we langer dan voorzien in Mc Leod Ganj en door het slechte weer sloeg de verveling al snel toe. Gelukkig was er een kleine cinema waar we konden kijken naar een aantal videovoorstellingen zoals "The Usual Suspects" en "Sliding Doors". Mc Load Ganj is het centrum van de Tibetaanse regering in ballingschap. De Dalai Lama heeft er zijn intrek genomen samen met zijn gevolg. In zijn spoor zijn honderden, zoniet duizenden Tibetanen hem gevolgd, waardoor je soms de indruk krijgt in Tibet te vertoeven in plaats van in India. Net zoals in Leh zijn de mensen hier veel vriendelijker. Ook hebben ze een heel andere uitstraling en klederdracht. De plattere gezichten en uitgesproken jukbeenderen samen met de dikke zwarte vlechten deden ons soms denken aan de bergvolkeren in Zuid-Amerika. Na een volledige week in de mist en de regen besloten we toch maar weer eens verder te trekken. Onze initiele plannen om nog naar Manali en Kullu te trekken lieten we varen, vanuit de veronderstelling dat het daar even slecht weer zou zijn. We boekten een nachtbus naar Delhi. Woensdag 25 augustus vertrokken we om zes uur `s avonds. De rit was, zeker in het begin, vrij akelig. Overal stukken weggespoelde weg, rotsblokken en zeer veel putten terwijl de bus aan hoge snelheid door de haarspeldbochten scheurde. Tot overmaat van ramp begaf de bus het na drie uur rijden en met een rokende motor stonden we daar dan, in the middle of nowhere. Vraag ons niet hoe, maar na een half uur hadden de vindingrijke Indiers er weer iets op gevonden en leek het koelingssysteem opnieuw gemaakt. We konden onze reis dus verder zetten maar het duurde nog tot 1 uur `s nachts vooraleer de weg ons toeliet te slapen. Wonder boven wonder kwamen we toch op tijd aan in Delhi, namelijk om zes uur `s morgens.

In Delhi gingen we onmiddellijk naar een hotelletje in de wijk Paharganj, nabij New Delhi railwaystation. Dezelfde dag nog gingen we ons treinticket boeken richting Calcutta. Na een aantal mislukte pogingen waarbij men ons wist te vertellen dat alle plaatsen volzet waren kwamen we terecht bij de tourist counter waar we zonder problemen konden boeken. In de namiddag gingen we op verkenning in New Delhi. Na tevergeefs bij de belgische ambassade te zijn langsgegaan (gesloten) trokken we te voet verder door het nieuwe gedeelte van de stad. De ruime avenue`s, groene lanen en grote gebouwen deden ons een beetje denken aan Parijs. We zagen er het presidentieel paleis, het parlement en enkele regeringsgebouwen, de India gate en Connaught Place. Op dit grote ronde punt troffen we de Pizza Hut. Geloof het of niet maar we deden er ons voor het eerst in India te goed aan een fris slaatje, lookbrood met Mozarella en een lekkere vegetarische pizza. `t Was een echte smulpartij. De volgende dag trokken we naar Old Delhi. Het contrast met het nieuwe deel is enorm. Smalle straatjes, veel verkeer, kleine, op elkaar gepropte winkeltjes…. De winkeltjes staan niet zomaar kris kras door elkaar maar zijn op een bepaalde manier gegroepeerd. Zo vind je winkels met auto-onderdelen in een bepaalde straat, terwijl kleren in een volgende worden aangeboden, specerijen in nog een andere en ga zo maar door. Je kan er echt alles vinden. We zagen de "Jama Masjid" moskee maar mochten niet binnen omdat het vrijdag was, de zondag voor moslims. Daarna gingen we het Rode Fort bezoeken dat ons, vergeleken met het fort van Agra, toch wel tegenviel. De gebouwen waren vervallen, de parken slecht onderhouden. Bovendien konden we geen enkel van de gebouwen binnen. We hadden het dus al snel gezien en na een wandeling door de bazaar reden we met een fietsriksja terug naar het hotel. Toen we deze morgen gingen onbijten in een "German Bakery" liepen we twee sympathieke belgen, Veerle en Fre, tegen het lijf. We hadden hen reeds in Leh ontmoet en toevallig kwamen we hen weer tegen, in een stad met 15 miljoen inwoners!! Doordat er geen plaats was op het vliegtuig, waren zij met de bus vanuit Leh naar Manali gereden. Een groot avontuur zo bleek, want de weg was in zeer slechte staat, weggespoelde stukken "weg", diepe ravijnen…. De vele wrakken die ze onderweg, in de ravijn, hadden zien liggen, deden ons het kleine beetje extra dat we hadden uitgegeven om te vliegen snel vergeten. Vanavond (zaterdag 28 augustus) nemen we om half vijf de nachttrein naar Calcutta, in de hoop daar de volgende dag op hetzelfde uur in de namiddag aan te komen.

De treinreis was opnieuw een ervaring die we niet snel zullen vergeten. We hadden ons goed voorbereid met eten en drank opdat we niets zouden moeten kopen in de stations. Dit bleek echter overbodig daar er op de trein vanalles en nog wat te krijgen was: thee, koffie, eieren (gekookte en omeletten), frisdranken, snoep, speelgoed, nootjes....... Bovendien werden we ook voortdurend ge-entertained door kinderen die een liedje zongen of een kunstje opvoerden. De 24 uur die we op de trein doorbrachten gingen snel voorbij en om 16:30 kwamen we stipt op tijd aan in Calcutta. Het is een stad die duidelijk de sporen draagt van de vroegere engelse overheersing. De victoriaanse gebouwen geven de stad een totaal ander uitzicht dan wat we reeds in India zagen. Het is ook de enige stad waar je zowel tram als metro ziet rijden. De bevolking was er zeer vriendelijk en voor het eerst sinds onze aankomst hadden we de indruk dat de mensen gewoon een praatje wilden maken zonder ons daarna iets te willen verkopen. We liepen kilometers en kilometers door de stad om de verschillende monumenten te bezoeken. Zo gingen we o.a. naar het "Victoria Memorial", een enorm marmeren gebouw door de engelsen opgetrokken in de hoop de Taj Mahal te overtreffen; de "Writers Building", een administratief centrum waar enorm veel papier ligt te vergaan of door de muizen wordt opgegeten; de "St. Paul's Cathedral"; een copy van de lakenhallen van Ieper; het planetarium, waar Veerle ontgoocheld was dat ze sterren te zien kreeg i.p.v. tropische planten; de "Eden Gardens", waarvan de naam meer doet vermoeden dan ze eigenlijk voorstellen en natuurlijk de twee enorme bruggen die de rivier overspannen. Verder bezochten we er het "Indian Museum" en gingen we lekkere koffie drinken in het "Indian Coffee House". Calcutta is een stad die ons beiden zeer beviel, en die ons helemaal anders overkwam dan het beeld dat we er thuis van kregen door o.a. het werk van moeder Theresa. Niet dat er geen arme mensen of zieken rondliepen, maar de omgeving en de mentaliteit van de mensen maakten het verschil. In Calcutta ontmoetten we ook een koppel uit Noorwegen, Ragni en Lars, die net zoals wij zin hadden om een tijgerreservaat ten zuiden van Calcutta te bezoeken, namelijk het "Sunderbans Wildlife Sanctuary". Desondanks het feit dat alle toeristische trips waren afgelast omwille van het (zogezegde) slechte weer, beslisten we deze uitstap onafhankelijk met z'n vieren te ondernemen.

's Zaterdags vertrokken we 's morgensvroeg om 5.30 uur naar het station waar we een lokale trein zouden nemen richting Canning. Na een uur en een kwartier rijden door de rijstvelden die prachtig verlicht werden door de opkomende zon, kwamen we aan in dit kleine stadje aan de oever van de Ganges. Daar niemand er engels sprak, duurde het even vooraleer we de juiste boot naar Sajnekali te pakken hadden. Het was een kruising tussen een ferry en een vrachtboot en we betaalden slechts 25 Rs./persoon voor de reis, die uiteindelijk bijna zes uur duurde. We vaarden langs kleine vissersdorpjes, met kleien huisjes, strooien daken en een aarden omwalling om het opkomende water buiten te houden. Toen we uiteindelijk in de "Tourist Lodge" in Sajnekali, temidden van het tijgerreservaat, aankwamen, overviel ons de stilte en de rust van de natuur. Door z'n afgelegen ligging had de lodge geen elektriciteit, moesten we ons wassen met gezouten water (uit de Ganges-delta?) en werden de maaltijden bereid met vrij beperkte, maar verse ingredienten: vers geslachte kippen en de volgende dag vers gevangen vis. We regelden een boot die ons de volgende dag zou rondvaren door de delta, in de hoop een tijger te zien. We vertrokken om half acht 's morgens, vaarden heel de dag in de blakende zon, kwamen om half zes 's avonds terug aan en hadden....geen tijger gezien. Misschien een geluk, want iemand wist ons te vertellen dat er in dit gebied jaarlijks ongeveer 100 mensen worden verslonden door tijgers en krokodillen. Het gezegde luidt er: "Je ziet waarschijnlijk maar een keer in je leven een tijger en dat is dan ook meestal je laatste dag". Aangezien we nog een volledige dag op de boot moesten zitten om terug naar Canning te gaan, zagen we af van een bezoek aan het vogelreservaat. 's Maandags trokken we dus via dezelfde weg met boot en trein terug naar Calcutta. We bleven er nog een dag om ons treinticket richting Varanassi te regelen en er wat te shoppen in de verschillende overdekte markten.

Dinsdagavond stapten we samen met onze Noorse vrienden op de nachttrein naar Varanassi. Na de aangename sfeer in Calcutta werden we opnieuw geconfronteerd met de opdringerige riksja-drivers, de agressieve verkopers en de hotelmaffia. We namen onze intrek in een klein hotelletje vlakbij een "Burning Ghat" of lijkverbrandingsplaats, op de oever van de Ganges. Jammergenoeg staat het water zo hoog dat de meer dan 150-tredenhoge ghats, religieuse wasplaatsen, bijna volledig aan het zicht onttrokken worden. Voor het eerst sinds twee maand lieten we ons verleiden tot een zwempartij in een van de chique westerse hotels. De inkom bedroeg 200 Rs./persoon, een pint kostte 150 Rs. en een rode martini maar liefst 450 Rs.!! We gaven die dag echt veel geld uit maar het kon ons niet schelen. Het frisse water en de ligzetel in de zon waren hun geld waard! We gingen ook wat tempels bezoeken, alsook de enorme universiteitscampus. Zaterdagmorgen stonden we om 5.00 uur op, om bij zonsopgang, met een klein bootje langs de talloze badplaatsen te varen. Desondanks het feit dat de meeste trappen onder water staan, zagen we toch veel mensen bidden en baden in het naar onze normen erg vuile water van de Ganges. In tegenstelling tot vele andere toeristen bleef het zicht van een drijvend lijk ons bespaard. Het licht van de opkomende zon en de geluiden, komend uit de verschillende tempels, gaven het schouwspel iets zeer mysterieus.

Varanassi is de laatste stad die we bezoeken in India. Onze tien weken India zitten er bijna op. We kijken er op terug met zeer gemengde gevoelens. Misschien is het zoals reeds vele mensen ons zeiden: " India is een land waar je zo snel mogelijk weg wilt als je er bent, maar waar je zo snel mogelijk naar terug wilt eenmaal je er weg bent." We vragen ons af of dit ook voor ons zal gelden. In ieder geval was het een ervaring tijdens dewelke we gewend raakten aan de Indische mentaliteit en levenswijze, alsook aan het vuil, de hitte en de drukte. Bij een eventueel volgend bezoek zal die shock in ieder geval niet meer zo groot zijn. Ondanks de negatieve aspecten is India een enorm groot land met een grote diversiteit aan culturen, godsdiensten, talen en mensen. Onze reis concentreerde zich nu voornamelijk op het noorden. Misschien brengt een volgend bezoek ons meer zuidelijk, waar we waarschijnlijk nog een ander India zullen ontdekken.

Morgen trekken we in ieder geval naar Nepal, waar we ons gaan uitsloven in de Nepalese Himalaya!